Nederlands Insituut van Psychologen
Proefschrift besproken
sectie Ouderenpsychologie
december 2020
 
 
Het effect van kleinschalige dementiezorg
Februari 2020 promoveerde Jeroen Kok op onderzoek naar het effect van kleinschalige zorg ten opzichte van grootschalige zorg als je kijkt naar cognitief functioneren, rust/activiteit, ritme, kwaliteit van leven en het gebruik van psychofarmaca. Er is nog weinig bewijs voor de positieve effecten van kleinschalige zorg. Zorgmedewerkers en familie zijn veelal positief, maar voor de bewoners zijn de resultaten tegenstrijdig.
 
Het proefschrift begint met een review van 32 studies (1990-2012) naar de verschillen tussen grootschalige niet specialistische centra, grootschalige wel specialistische (dementie) centra en kleinschalig gespecialiseerde centra. Deze review toont vooral aan hoe moeilijk het is om onderzoeken die verschillende meetinstrumenten, populaties en groepsgrootte hebben, met elkaar te vergelijken. Resultaten zijn erg verschillend en soms tegenstrijdig. Wel lijken zaken als probleemgedrag vaker voor te komen binnen specialistische centra. Waarschijnlijk is dit het gevolg van het toewijzen van mensen met zwaardere problemen aan deze centra. Voor duidelijke resultaten is longitudinaal onderzoek tussen twee vergelijkbare groepen noodzakelijk. Een eerste aanzet hiervoor is het onderzoek van Jeroen.
 
Voor zijn proefschrift heeft Jeroen onderzoek gedaan onder twee groepen bewoners van een verpleeghuis. Wegens veroudering van hun afdeling verhuisde een groep van 67 bewoners van een grootschalige dementie afdeling naar een kleinschalige huiselijke woonvorm (de experimentele groep). Zowel deze groep als een controlegroep uit de grootschalige setting werden onderzocht. Beide groepen werden over een periode van negen maanden gevolgd. Metingen vonden een maand voor de verhuizing en drie en zes maanden na de verhuizing plaats. Bij de nul-meting was er geen sprake van significante verschillen in demografische kenmerken, stemming, cognitie en soort dementie. In beiden groepen was er sprake van matig tot ernstige dementie met een gemiddelde Mini-Mental State Examination (MMSE) score van 8,5. De verhouding van aantal bewoners ten opzichte van verzorgenden was op beide afdelingen gelijk. Op de kleinschalige afdeling hadden de verzorgenden een training van 9 uur persoonsgerichte zorg gevolgd. Dit zou voor meer activiteit bij de bewoners van de kleinschalige woonvorm kunnen zorgen, door hen bijvoorbeeld te betrekken bij huishoudelijke activiteiten. Fysieke beweeg- en loopruimte waren voor beide groepen vergelijkbaar.
 
Beide groepen werden vergeleken op cognitief functioneren, rust/activiteit ritme, kwaliteit van leven en het gebruik van psychofarmaca. Alleen bij angstig gedrag, een subschaal van kwaliteit van leven gemeten met QUALIDEM en GIP, werd na negen maanden een significant verschil gevonden tussen de twee groepen. Mensen met dementie in de kleinschalige woonvoorziening lieten significant minder angstig gedrag zien dan de mensen in de grootschalige voorziening. Het gebrek aan significantie wil echter niet zeggen dat de verhuizing verder geen enkel effect had. Als er gekeken wordt naar de effectgrootte, dan valt er een tendens te zien voor betere prestaties op visueel geheugen, plaatjes herkenning, episodisch geheugen, globaal cognitief functioneren en minder cognitieve achteruitgang zoals beoordeeld door verwanten. De controlegroep liet een trend naar beter executief functioneren zien. Ook bij de andere metingen wezen de effectgroottes weldegelijk op verschillen tussen de groepen. Bijvoorbeeld een betere rust activiteit patroon voor de experimentele groep en een meer stabiel bewegingsritme over dagen heen voor de controlegroep.
 
Het onderzoek is zeer zorgvuldig uitgevoerd. Helaas voorkomt zorgvuldigheid niet dat dit onderzoek zoals elk onderzoek beperkingen kent. Waarvan de grootste beperking waarschijnlijk bodemeffecten van verschillende metingen is, als gevolg van de ernst van de dementie van de bewoners. Een van de twee lessen uit het onderzoek is dat er beter zicht moet komen op wat het effect is van woonvormen en andere interventies door beter in beeld te krijgen wat goed is vanuit de beleving van mensen met dementie in plaats vanuit het denken van de zorgverleners. De andere les is dat er betere meetinstrumenten moeten komen om ook bij deze doelgroep verschillen in functioneren en kwaliteit van leven vast te leggen.
Bekijk het hele onderzoek van Jeroen Kok  
+31 30 820 15 00  |  info@psynip.nl  |  www.psynip.nl  |  © 2024 NIP
Volg ons:
Facebook   Twitter   Linkedin
...